Op welke sporen kun je letten?
Om tijdens je wandeling door de natuur oog in oog te staan met bijvoorbeeld een hert, zwijn of das heb je vaak veel, soms zelfs heel veel, geluk nodig. Veel dieren komen pas in de schemering tevoorschijn en maken zich bij het zien van mensen meestal snel uit de voeten. Dieren laten echter hun sporen achter, waardoor je toch kunt zien welke diersoorten er in een gebied leven.
Bij diersporen denk je in de eerste plaats misschien vooral aan pootafdrukken op de grond, maar er zijn er nog veel meer: uitwerpselen, vraatsporen aan bomen en takken, overblijfselen van nesten, braakballen en veren. Je kunt deze sporen het hele jaar door tegenkomen, maar in de wintermaanden is de kans om ze te zien net iets groter. In kale bomen zie je oude nesten beter zitten en ook vraatsporen aan takken vallen dan beter op. Ligt er sneeuw, dan zijn pootafdrukken natuurlijk heel goed zichtbaar. Een goede reden om ook in de koudere wintermaanden op pad te gaan.