Tip 1: Plan je rustmomenten
Maak voor de start van je wandeltocht altijd een planning. Waar en wanneer ga je rusten? Bepaal aan de hand van de routebeschrijving, je loopsnelheid en van de tijdslimiet (bij georganiseerde tochten) waar je precies gaat rusten. Gebaseerd op een gemiddeld wandeltempo van 5 kilometer per uur kun je aan een volgend ritme denken:
- Een tocht van 30 kilometer: 2 keer een half uur rusten
- Een tocht van 40 kilometer: 2 keer een half uur rusten
- Een tocht van 50 kilometer: 3 keer een half uur rusten
Aan het begin van je tocht ben je nog fit en fris en hoef je minder te rusten dan in het tweede deel. Houd hier rekening mee bij het plannen van je rustpauzes.
Loop je een georganiseerde tocht, dan zijn er meestal op bepaalde punten van de route rustposten. Bekijk vooraf waar deze posten precies zijn. Hier kun je tijdens je tocht rekening mee houden, bijvoorbeeld met het bijvullen van je bidon of waterfles. Loop je met een groep, dan is het handig om gezamenlijk te bepalen op welke punten je gaat rusten. Loopt niet iedereen hetzelfde tempo, dan kun je de rustposten ook gebruiken om elkaar weer te ontmoeten.