Verschillende trainingsvormen
Bij een intervaltraining wissel je je stevige wandeltempo’s af met rust. Hoe stevig is afhankelijk van hoe snel jouw hartslag de gestelde waarde bereikt. In je rust wandel je op een rustig tempo door, zodat je hartslag weer kan zakken. Met een intervaltraining is je hartslag dus leidend voor het tempo. Train daarom met een hartslagmeter. Hiervoor zijn speciale sporthorloges die de hartslag via de pols of een separate borstband kunnen meten. Op het beeldscherm kun je accuraat je hartslag aflezen.
Intervaltraining kun je op verschillende manieren vormgeven:
Extensieve intervaltraining:
Hierbij wandel je je intervalblokjes op een tempo van 95 tot 100 procent van je anaerobe drempel. Uitgaande van het bovenstaande voorbeeld: 129 tot 136 hartslagen per minuut.
Rust: De verhouding inspanning – rust is 1 : 0,5. Oftewel: als je een kilometer wandelt in tien minuten, wandel je vervolgens vijf minuten op een rustig tempo voordat je weer aan je volgende intervalblokje begint.
Intensieve intervaltraining:
Hierbij wandel je je intervalblokjes op een tempo van 100 tot 110 procent boven je anaerobe drempel. In ons rekenvoorbeeld betekent dat een hartslag van 136 tot 150 slagen per minuut. Deze vorm van intervaltraining is alleen geschikt voor de geoefende wandelaar.
Rust: De verhouding inspanning – rust is 1 : 2. Als je twee minuten in je hoge tempo hebt gelopen, wandel je vervolgens vier minuten op een rustig tempo door.
Als je een intervaltraining gaat doen, zorg dan eerst voor een goede warming-up door tien minuten op een tempo met een rustige hartslag te wandelen. Na je training wandel je ook weer rustig uit.