De juiste wandeltechniek
Wandeltechniek? Bijna iedereen kan toch wandelen? Dat klopt, maar toch kun je met de juiste techniek nóg meer plezier uit wandelen halen. Wandel.nl geeft je tips.
Wandeltechniek? Bijna iedereen kan toch wandelen? Dat klopt, maar toch kun je met de juiste techniek nóg meer plezier uit wandelen halen. Wandel.nl geeft je tips.
Een goede wandeltechniek levert veel voordelen op. Je wordt minder snel moe, je kunt het langer volhouden en je verkleint de kans op blessures. Hoewel je bij wandelen vooral je benen en voeten gebruikt, zijn ook je armen belangrijk. En uiteraard is ook een goede lichaamshouding essentieel.
Zorg ervoor dat je je lichaam recht houdt en niet met een kromme rug loopt. Maak jezelf lang en leun niet naar voren of naar achteren. Door je buik/navel en je achterwerk iets in te trekken is het makkelijker om rechtop te lopen.
Kijk voor je uit (ongeveer 10 meter) in plaats van naar de grond. Door je kin recht te houden, voorkom je dat je last krijgt van je nek en schouders. Let natuurlijk tijdens het lopen wel goed op stoepranden of oneffenheden op de weg.
Houd je schouders ontspannen en iets naar achteren. Laat je armen losjes met je lichaam meebewegen.
Wat voor een auto de banden zijn, zijn voor een wandelaar de voeten. Een juiste landing en afwikkeling van je voeten zijn essentieel. Tijdens het wandelen kun je de beweging van je voeten (de afwikkeling) in vijf verschillende fases indelen:
Plaats je voet altijd recht naar voren op de grond en loop in een smal spoor.
Het kan zijn dat je je voet op de verkeerde manier afwikkelt. Er is dan sprake van overpronatie of oversupinatie. In het eerste geval zakt je voet bij de landing te ver naar binnen door. Bij oversupinatie zakt je voet juist te veel naar buiten door. Je kunt dit meestal zien aan de manier waarop je schoenzolen slijten. Bij een afwijkende afwikkeling van je voeten zul je zien dat de zolen aan één kant van de schoen sneller slijten dan aan de andere kant (ze slijten scheef). Een afwijkende afwikkeling van je voet kun je corrigeren met speciale inlegzolen. Vraag hierover advies aan een sportspeciaalzaak.
Nadat je je voet hebt afgewikkeld beweeg je je been vanuit een achterwaartse stand naar voren. We spreken ook wel van het zwaaibeen. Na de landing van je voet maakt je andere been dezelfde beweging.
Je zet de beweging van het zwaaibeen met je bovenbeen en knie in en zwaait je been naar voren. Door je been naar voren te zwaaien in plaats van je been alleen maar op te tillen loop je efficiënter. Je maakt dan immers handig gebruik van de zwaartekracht.
Zet niet te grote stappen. Lopen met kleinere stappen is efficiënter en je hebt dan minder kans op blessures.
Kies een gelijkmatig ritme van je passen (cadans) waarmee je gedurende langere tijd ontspannen kunt lopen.
Ook een juiste houding en beweging van je armen zijn belangrijk tijdens het wandelen. Hierdoor kun je makkelijker lopen en raak je minder snel vermoeid.
Probeer je armen en handen ontspannen te houden. Je ellebogen houd je in een hoek van negentig graden dicht bij je lichaam.
Je armen sturen je benen. Als je je armen sneller beweegt, ga je sneller lopen.
Let er op dat je armen niet voorbij de middellijn van je lichaam komen.
Als je last krijgt van opgezette vingers tijdens het lopen, kun je proberen iets in je handen te dragen (er bestaan onder meer speciale stokjes om in je handen te dragen tijdens het wandelen).